Hoger beroep blijft onder wet USB mogelijk tegen beslissing TUL van voorwaardelijk opgelegde straf wegens nieuw strafbaar feit

6 maart 2020

Er blijft hoger beroep mogelijk tegen een beslissing tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf wegens een nieuw strafbaar feit, ook al staat dat niet meer expliciet in de (nieuwe) wet USB. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld naar aanleiding van een vordering tot cassatie in het belang van de wet tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland.

Uitspraak rechtbank

Op 13 januari 2020 legde de rechtbank Gelderland aan een verdachte een gevangenisstraf op van 15 maanden voor drugsdelicten. De verdachte liep nog in een proeftijd van een eerdere veroordeling tot zes maanden voorwaardelijke gevangenisstraf. Omdat de rechtbank tot een veroordeling voor de nieuwe strafbare feiten kwam, werd door de verdachte de aan die proeftijd verbonden algemene voorwaarde overtreden. Daarom boog de rechtbank zich in haar vonnis ook over de vraag of de eerder opgelegde voorwaardelijke straf van zes maanden alsnog ten uitvoer gelegd moest worden. De rechtbank oordeelde dat deze vordering moest worden afgewezen omdat de tenuitvoerlegging in strijd zou kunnen komen met het recht op een eerlijk proces. Dat hing samen met een recente wetswijziging in de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (wet USB).

Wetswijziging

In de (nieuwe) wet USB staat in tegenstelling tot de oude wet niet meer expliciet dat er hoger beroep mogelijk is tegen een beslissing tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf. De rechtbank Gelderland heeft daarom, net als veel andere rechters in het land, geoordeeld dat die beslissing daardoor meteen definitief is. Die beslissing blijft volgens de rechtbank in stand ook al wordt een verdachte later in hoger beroep van de nieuwe strafbare feiten alsnog vrijgesproken. Dit zou erop neerkomen dat de verdachte de eerdere voorwaardelijke straf dan heeft of zal moeten ondergaan, terwijl hij (uiteindelijk) niet voor een nieuw strafbaar feit wordt veroordeeld en daarmee de algemene voorwaarde dan toch niet heeft overtreden.

Vordering cassatie in het belang van de wet

De beslissing van de rechtbank is onherroepelijk geworden. In zo’n situatie kan de Hoge Raad niet zelf oordelen over de door de rechter beoordeelde juridische vragen in die zaak. Toch kan in het algemeen belang beantwoording van een rechtsvraag door de Hoge Raad wenselijk zijn. In dat geval biedt de wet aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad de mogelijkheid bij de Hoge Raad een vordering tot cassatie in het belang van de wet in te stellen. Die situatie deed zich in deze zaak voor. De centrale vraag in de vordering is of door de inwerkingtreding van de nieuwe wet verandering is gekomen in de mogelijkheden van hoger beroep.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de mogelijkheid van hoger beroep tegen het vonnis waar de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf wegens een nieuw strafbaar feit deel van uitmaakt, niet is afgeschaft. De (nieuwe) wet USB heeft namelijk twee al bestaande artikelen – artikel 361a en artikel 407 – uit het Wetboek van Strafvordering (Sv) ongewijzigd gelaten. Het zijn deze twee artikelen die bepalen dat, wanneer de rechter oordeelt over het nieuwe strafbare feit, in het vonnis ook de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging wordt opgenomen en dat als hoger beroep tegen dat vonnis wordt ingesteld, door het gerechtshof opnieuw wordt beslist over die vordering. Er blijft daardoor hoger beroep mogelijk tegen de beslissing tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf wegens een nieuw strafbaar feit.

Uitspraak cassatie in het belang van de wet

Een uitspraak van de Hoge Raad ‘in het belang van de wet’ heeft geen gevolgen voor de partijen in de zaak. Wat de Hoge Raad ook beslist, de uitspraak van de eerdere rechter blijft voor de partijen gelden. De uitspraak van de Hoge Raad gaat over hoe de wettelijke regeling moet worden uitgelegd. Daardoor is het voor rechters in vergelijkbare toekomstige zaken duidelijk hoe zij de wet moeten uitleggen en toepassen.

Uitspraken op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2020:389