Veroordeling voor verkrachting en doden van Nicole van den Hurk definitief

16 juni 2020

De veroordeling van een man voor de verkrachting en het doden van de 15-jarige Nicole van den Hurk uit Eindhoven in 1995, blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.

De zaak

Nicole van den Hurk was op 6 oktober 1995 in de vroege ochtend, iets na 5.00 uur, op haar fiets onderweg naar haar bijbaan bij een supermarkt in Eindhoven. Daar kwam ze echter nooit aan. Bijna zeven weken later werd haar lichaam, verstopt onder takken en ander snoeiafval, gevonden in een bos in Lierop. Ze was met geweld om het leven gebracht.

Uitvoerig politieonderzoek in 1995 en 1996 leverde geen aanwijzingen op voor een mogelijke dader. Onderzoek door een coldcaseteam leidde in 2012 naar de verdachte. De mogelijke gelijkenis tussen een zaak waarvoor de verdachte in 2001 werd veroordeeld en de zaak in kwestie gaven aanleiding voor nieuw DNA-onderzoek waarbij het eerder afgenomen DNA-materiaal van de verdachte werd vergeleken met de DNA-profielen die in het onderzoek naar de dood van Nicole waren bepaald. Op grond van de resultaten van dit vergelijkend DNA-onderzoek is de man aangemerkt als verdachte en in januari 2014 aangehouden. Hij werd door het OM vervolgd wegens verkrachting en het doden van Nicole. De rechtbank vond alleen verkrachting bewezen; het gerechtshof vond ook wettig en overtuigend bewezen dat hij het meisje had gedood en legde twaalf jaar gevangenisstraf op. De verdachte stelde tegen deze uitspraak beroep in cassatie in.

Cassatie(klachten)

De advocaat van de verdachte vraagt de Hoge Raad de veroordeling te vernietigen. De ingediende cassatieklachten gaan grotendeels over de onderbouwing en de motivering van de bewezenverklaring door het hof, met name over het gebruikte DNA-bewijs waarop de veroordeling voor een zeer belangrijk deel is gebaseerd. De advocaat-generaal (AG) heeft in zijn conclusie (advies) naar voren gebracht dat deze cassatieklachten niet slagen, omdat – kort gezegd – het hof uit het bewijsmateriaal heeft kunnen afleiden dat de verdachte de misdrijven heeft gepleegd.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt dat de cassatieklachten niet slagen. De Hoge Raad heeft de klachten zonder inhoudelijke motivering afgedaan omdat deze ongegrond zijn en geen juridisch belangrijke nieuwe vragen oproepen.

Met de uitspraak van de Hoge Raad is de veroordeling definitief. Vanwege de duur van de procedure wordt de opgelegde gevangenisstraf elf jaar en acht maanden.

Uitspraak op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2020:1057


Zie ook

Op de website rechtspraak.nl vindt u meer informatie over deze zaak.