Veroordeling voor poging doodslag op baby definitief

23 juni 2020

De veroordeling van een vader wegens poging tot doodslag op zijn nog geen maand oude zoontje op 28 november 2012 in Den Haag, blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.

De zaak

Op 28 november 2012 werd de baby naar de spoedeisende hulp in het ziekenhuis gebracht. Uit het onderzoek dat volgde bleek de baby een hersenbeschadiging te hebben die was ontstaan door het hard schudden van de baby. Bureau Jeugdzorg deed daarop aangifte bij de politie. De vader werd vervolgd voor poging doodslag. Het gerechtshof vond net als de rechtbank bewezen dat door de gedragingen van de vader het kindje ernstig letsel had opgelopen en daardoor zwaar gehandicapt raakte. Hij kreeg een gevangenisstraf van 36 maanden opgelegd. De verdachte stelde tegen deze uitspraak beroep in cassatie in.

Cassatie(middelen)

De advocaat van de verdachte vraagt de Hoge Raad de uitspraak van het hof te vernietigen. Hij klaagt over het bewijs dat door het hof is gebruikt. Hij vindt het niet juist dat het hof een rapport van een forensisch-medische deskundige voor het bewijs heeft gebruikt en niet een rapport van een andere deskundige dat tot andere bevindingen komt, namelijk dat het letsel kan zijn veroorzaakt door een genetische aandoening of paroxetinegebruik door de moeder tijdens de zwangerschap.

Oordeel Hoge Raad

Deze cassatieklacht slaagt niet. Het oordeel van het hof dat de verdachte zijn zoontje heeft geschud met het ernstige letsel tot gevolg is gebaseerd op meerdere rapporten, niet alleen het rapport van de forensisch-medische deskundige maar ook van andere deskundigen. Dat er daarbij een deskundige is die deels tot andere bevindingen komt, betekent niet dat de onderzoeksresultaten in het rapport van de forensisch-medische deskundige achterhaald en onjuist zijn. Ook heeft het hof voldoende en begrijpelijk gemotiveerd dat het letsel niet is veroorzaakt door een genetische aandoening of paroxetinegebruik door de moeder tijdens de zwangerschap.

Ook de andere cassatieklachten worden verworpen. De Hoge Raad heeft die klachten zonder inhoudelijke motivering afgedaan omdat deze ongegrond zijn en geen juridisch belangrijke nieuwe vragen oproepen.

Met de uitspraak van de Hoge Raad is de veroordeling, met de daarbij opgelegde gevangenisstraf van 36 maanden, definitief.

Uitspraak op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2020:1072