Advies AG aan Hoge Raad: beslissing van gerechtshof Den Haag over IS-uitreizigers in stand laten

24 april 2020

De beslissing van het gerechtshof Den Haag dat het beleid van de Nederlandse Staat om IS-uitreizigers niet actief te repatriëren niet in strijd is met het recht, kan in stand blijven. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Valk de Hoge Raad in zijn conclusie van vandaag.

De zaak

Eiseressen zijn enkele jaren geleden vanuit Nederland uitgereisd naar Syrië en/of Irak, waar de Islamitische Staat (IS) destijds de feitelijke macht had. Hun kinderen zijn deels met hen mee uitgereisd, deels in Syrië of Irak geboren. Nu verblijven zij in opvangkampen in Noord-Syrië, onder het gezag van Syrisch-Koerdische autoriteiten. De omstandigheden daar zijn erbarmelijk en gevaarlijk.

In kort geding hebben eiseressen gevorderd dat de Staat wordt veroordeeld om hen en hun kinderen te repatriëren, dus naar Nederland over te brengen, althans zich daarvoor in te spannen. De voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag heeft eiseressen deels gelijk gegeven en de Staat veroordeeld om zich in te spannen voor het repatriëren van de kinderen. Zouden de Syrisch-Koerdische autoriteiten de kinderen alleen samen met hun moeders willen laten gaan, dan moest volgens de voorzieningenrechter de Staat ook de moeders repatriëren. De Staat ging tegen deze beslissing in hoger beroep. In hoger beroep heeft het gerechtshof Den Haag het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd en beslist dat de Staat die inspanningsverplichting niet heeft en de vorderingen van de eiseressen alsnog afgewezen. Eiseressen stelden tegen deze uitspraak van het hof beroep in cassatie in. Ook de Staat heeft beroep in cassatie ingesteld.

De cassatieklachten

De advocaat van eiseressen vraagt de Hoge Raad het arrest van het hof te vernietigen. De cassatieklachten gaan vooral over de toepasselijkheid van mensenrechtenverdragen (onder meer het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens) en de beleidsruimte van de Staat.

Wat betreft de mensenrechtenverdragen heeft het hof geoordeeld dat deze niet rechtstreeks op de situatie van de IS-uitreizigers van toepassing zijn. Volgens het hof is aan het vereiste van rechtsmacht niet voldaan, omdat de IS-uitreizigers zich buiten Nederlands grondgebied bevinden. Volgens de advocaat van eiseressen is dit oordeel onjuist, omdat de Nederlandse Staat onder meer via zijn bondgenoten wel feitelijke mogelijkheden heeft om de mensenrechtensituatie van de IS-uitreizigers te beïnvloeden.

Wat betreft de beleidsruimte van de Staat heeft het hof geoordeeld dat aan de Staat op het terrein van (nationale) veiligheid en buitenlands beleid een grote beleidsvrijheid toekomt. Volgens de advocaat van eiseressen mocht het hof niet volstaan met een ‘marginale toets’ van het beleid van de Staat, maar behoort ‘volle toetsing’ plaats te vinden aan mensenrechten.

De cassatieklachten van de Staat zijn voorwaardelijk, namelijk voor het geval dat het cassatieberoep van de IS-uitreizigers zou slagen. De klachten van de Staat houden onder meer in dat het hof mogelijk in zijn toetsing van het beleid niet terughoudend genoeg is geweest.

Standpunt AG

De AG is van mening dat de cassatieklachten van eiseressen niet slagen en dat daarmee de uitspraak van het hof in stand kan blijven. Volgens de AG zijn feitelijke mogelijkheden van de Staat om de situatie van de IS-uitreizigers te beïnvloeden, onvoldoende om aan te nemen dat aan het vereiste van rechtsmacht is voldaan. Het hof heeft daarom terecht geoordeeld dat de mensenrechtenverdragen niet rechtstreeks van toepassing zijn.

Op het terrein van buitenlands beleid heeft de Staat volgens de AG een zeer grote beleids- en beoordelingsruimte. Volgens hem heeft het hof het beleid van de Staat niet onvoldoende indringend getoetst.

De AG tekent bij zijn advies aan dat de vraag of het bevorderen van repatriëring voor de Staat plicht is, per geval behoort te worden beoordeeld. Vooral voor de repatriëring van de kinderen pleit volgens hem veel. Eiseressen hebben er echter voor gekozen om in dit geding niet de individuele gevallen van hen en hun kinderen centraal te stellen. Ook is de inzet van hun vorderingen uitsluitend dat de vrouwen en de kinderen tezamen worden gerepatrieerd (en niet de kinderen alleen). Daarmee staat in dit geding alleen de rechtmatigheid van het door de Staat gevoerde repatriëringsbeleid ter beoordeling, dus in algemene zin. Dit staat los van de toepassing van dat beleid op individuele gevallen. Mede gelet op de beleids- en beoordelingsruimte die op het terrein van buitenlands beleid aan de overheid toekomt, kan volgens de AG niet worden gezegd dat het beleid van de Staat jegens eiseressen onrechtmatig is.

De voorwaarde waaronder de Staat cassatieberoep heeft ingesteld, is volgens de AG niet vervuld. Zou dat anders zijn, dan slagen volgens hem ook de cassatieklachten van de Staat niet.

Uitspraak Hoge Raad

De uitspraak van de Hoge Raad wordt voor de zomer verwacht.

De conclusie van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat advies al dan niet te volgen. De advocaat-generaal maakt deel uit van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.

Samenvatting en veelgestelde vragen

Samenvatting IS-uitreizigers def versie (pdf, 190 kB)

Veelgestelde vragen IS-uitreizigers (pdf, 134 kB)

De volledige tekst van het advies is te vinden onder het ECLI-nummer ECLI:NL:PHR:2020:412 (zie link hieronder).

Uitspraken op rechtspraak.nl

ECLI:NL:PHR:2020:412