Veroordeling voor dood door schuld na innemen van GHB door vriendin blijft in stand

12 maart 2019

De veroordeling van een man tot vier maanden gevangenisstraf voor dood door schuld na GHB-gebruik door zijn toenmalige vriendin, blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag bepaald.

De vriendin van de verdachte overleed op 24 februari 2014 na het innemen van alcohol, xtc en GHB op een feestje in Haren (gemeente Oss). Na het innemen van de GHB ging de vriendin ‘out’. Verdachte wist dat zij drugs had gebruikt maar schakelde geen medische hulp in, ondanks dat meerdere mensen hem daarop hadden aangedrongen. In plaats daarvan reed hij met haar vanuit Oss naar huis in Haarlem. Eenmaal thuis besloot hij haar toch naar het ziekenhuis te brengen. Hij informeerde het medisch personeel echter niet over het drugsgebruik, ook niet toen daarnaar werd gevraagd. Zijn vriendin overleed een dag later in het ziekenhuis.

Het gerechtshof oordeelde, in navolging van de rechtbank, dat de verdachte een strafrechtelijk verwijt te maken valt omdat hij langere tijd geen medische hulp heeft ingeschakeld en toen hij dat wel deed niet alles heeft gedaan wat in zijn vermogen lag om het medisch personeel zo goed mogelijk te informeren over de door zijn vriendin gebruikte drugs. Daarmee is het volgens het hof aan zijn schuld te wijten dat zijn vriendin is komen te overlijden.

De verdachte stelde beroep in cassatie in.

In cassatie wordt onder meer geklaagd over het oordeel van het Hof dat er sprake is van een causaal verband tussen de gedragingen van de verdachte en de dood van zijn vriendin.

De Hoge Raad is van oordeel dat het gerechtshof in dit geval heeft kunnen aannemen dat de dood van zijn vriendin aan de verdachte kan worden toegerekend en dat de verdachte daaraan schuld heeft.

Met het oordeel van de Hoge Raad is de veroordeling definitief.

Uitspraak

ECLI:NL:HR:2019:339