Advies AG aan Hoge Raad: veroordeling wegens medeplegen van doodslag op Alkmaarse garagehouder kan in stand blijven

10 december 2019

De veroordeling wegens het medeplegen van doodslag op een Alkmaarse garagehouder kan in stand blijven. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Aben de Hoge Raad in zijn conclusie van vandaag.

De zaak

Op 31 augustus 1997 werd in Schagen in een auto tussen de voorstoelen en de achterbank het levenloze lichaam van een Alkmaarse garagehouder aangetroffen. Aanvankelijk werd alleen de medeverdachte aangehouden. Hij verklaarde dat hij samen met de verdachte zonder betaling een auto wilde bemachtigen. Hij was samen met de verdachte naar de garage van de autohandelaar gegaan. Tijdens een proefrit, waarbij hij de auto bestuurde, de autohandelaar op de passagiersstoel voor in de auto en de verdachte op de achterbank in de auto zat, heeft de verdachte het slachtoffer van achteren vastgepakt. Vervolgens heeft de verdachte langdurig de nek van het slachtoffer omklemd. Toen de medeverdachte in Schagen de auto parkeerde, constateerden de verdachte en de medeverdachte dat het slachtoffer was overleden.

Enkele dagen later is de verdachte vertrokken naar de Filipijnen. Hij slaagde erin ruim 18 jaar uit handen van justitie te blijven. Wel werd hij in 1999 door de rechtbank bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaar wegens het medeplegen van doodslag en ontvoering. De Filipijnse autoriteiten verklaarden hem begin 2016 tot ongewenst vreemdeling en zetten hem op een vlucht naar Schiphol. Bij aankomst werd hij aangehouden. Hij ging toen in hoger beroep tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank. Het gerechtshof veroordeelde hem eveneens wegens het medeplegen van doodslag en ontvoering tot 9 jaar en 9 maanden gevangenisstraf. De verdachte stelde beroep in cassatie in bij de Hoge Raad. De medeverdachte is in 1998 onherroepelijk veroordeeld tot 6 jaar gevangenisstraf.

Cassatieklachten

De advocaat van de verdachte vraagt de Hoge Raad de beslissing van het gerechtshof te vernietigen. Hij is onder meer van mening dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. De verdachte heeft met het omklemmen van de nek van het slachtoffer hem onder controle willen houden. De verdachte heeft dan ook nooit een aanmerkelijke kans op het overlijden van het slachtoffer aanvaard hetgeen nodig is voor een bewezenverklaring van doodslag.

Standpunt advocaat-generaal

In de visie van de AG gaat deze cassatieklacht niet op. Het gerechtshof stelde vast dat de verdachte de nek van het slachtoffer ongeveer 41 minuten heeft omklemd en hem daarbij naar achteren heeft getrokken. Het hof heeft geoordeeld dat daarmee sprake was van een wurggreep en niet van een controletechniek. Daarbij was de verdachte niet getraind in het toepassen van de nekklem als controletechniek. Het hof heeft op basis van de verklaring van de medeverdachte ook vastgesteld dat de omklemming van de nek (zeer) stevig is geweest omdat het slachtoffer rood aanliep en steeds meer snurkende geluiden maakte. De advocaat-generaal vindt dat het hof in dit geval heeft kunnen aannemen dat de verdachte heeft gehandeld met (voorwaardelijk) opzet en dit ook voldoende heeft gemotiveerd.

Ook de andere cassatieklachten leiden in de visie van de AG niet tot vernietiging van de uitspraak. De veroordeling en de opgelegde straf kunnen dan ook in stand blijven.

Uitspraak Hoge Raad

De uitspraak van de Hoge Raad is voorlopig bepaald op 4 februari 2020.

De conclusie van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat al dan niet te volgen. De advocaat-generaal is lid van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.

Uitspraken op rechtspraak.nl

ECLI:NL:PHR:2019:1279