Veroordeling lid arrestatieteam wegens veroorzaken fatale aanrijding Eindhoven blijft in stand

23 mei 2019

De veroordeling van een lid van een arrestatieteam van de politie wegens het veroorzaken van een fataal verkeersongeval op de Noord-Brabantlaan in Eindhoven, blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld. Bij het ongeval kwam een 18-jarig meisje om het leven.

De politieagent ging op 15 maart 2013 met een arrestatieteam, in verschillende auto’s, op weg naar een mogelijk levensbedreigende situatie in Bergeijk. Hij reed met zijn auto op de busbaan in Eindhoven en maakte deel uit van een zogenoemd ‘treintje’ van voertuigen. Op een kruispunt in Eindhoven botste de auto van de politieagent met een overstekende snorfiets. De 18-jarige vrouw die op die snorfiets reed, kwam hierdoor te overlijden.

Het gerechtshof heeft vastgesteld dat de verdachte, toen hij het kruispunt opreed, door het rode licht reed met een veel hogere snelheid, namelijk 90 km/u, dan daar was toegestaan. Door die snelheid was alleen de remweg al even lang als het gehele kruispunt. Het op deze manier passeren van een kruispunt, waarbij de rechts komende snorfiets over het hoofd werd gezien, levert op zichzelf aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag op en daarmee ‘schuld’ aan de aanrijding en het overlijden van de vrouw die op de snorfiets reed. Daar staat tegenover dat de verdachte als lid van een arrestatieteam op weg was naar een spoedeisende situatie en dat hij, omdat hij met zwaailicht en sirene reed, mocht afwijken van verkeersregels. Dat neemt in deze zaak, aldus het gerechtshof, niet de schuld weg omdat de verdachte de opdracht van zijn commandant had gekregen om niet alleen zo snel mogelijk, maar ook zo veilig mogelijk naar Bergeijk te rijden. Ook al reed de verdachte in een ‘treintje’, hij moest wel extra aandacht hebben voor onvoorzien en onvoorspelbaar gedrag van andere weggebruikers.

Bijzondere aandachtspunten waren daarbij stoplichten en kruispunten. Al met al betekent dat dat er niet voldoende bijzondere omstandigheden zijn die de schuld wegnemen. Ook kan volgens het gerechtshof niet worden gezegd dat de verdachte instructies heeft moeten opvolgen waardoor het ongeval niet was te vermijden, omdat hij een eigen beslissingsruimte had om te reageren op onverwachte situaties op de weg. Het gerechtshof heeft de verdachte daarom veroordeeld wegens dood door schuld tot een taakstraf van 80 uur en een rijontzegging van 6 maanden.

De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. In cassatie wordt onder meer geklaagd over het bewijs van ‘schuld’ aan de aanrijding en de verwerping van het verweer van de verdediging dat de verdachte handelde ter uitvoering van een ambtelijke instructie.

De Hoge Raad vindt dat het Hof in dit geval heeft kunnen oordelen dat verdachte strafrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en dat hij schuld heeft aan het fatale verkeersongeval. Daarom verwerpt de Hoge Raad de cassatieklachten.

Met de uitspraak van de Hoge Raad is de veroordeling definitief.

Uitspraak

ECLI:NL:HR:2019:660