Veroordeling Heringa wegens bieden van hulp bij zelfdoding moeder blijft in stand

16 april 2019

De veroordeling van de heer Heringa wegens het bieden van hulp aan zijn bejaarde (stief)moeder om een einde aan haar leven te maken, blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.

De 99-jarige (stief)moeder van Heringa verbleef in een verzorgingstehuis. Zij leed aan hartfalen, had ernstige rugklachten en was nagenoeg blind. In juni 2008 heeft Heringa, die geen arts is, haar op haar uitdrukkelijke verzoek medicijnen verstrekt die zij heeft ingenomen, waarna zij is overleden. Heringa heeft het hele proces op video opgenomen, waaronder een gesprek waarin zijn (stief)moeder zei dat zij klaar was met het leven. De beeldopnamen zijn op 8 februari 2010 in de documentaire ‘De laatste wens van Moek. Een zelf geregisseerde dood’ uitgezonden in het programma Netwerk. Daarop is Heringa vervolgd wegens strafbare hulp bij zelfdoding. Heringa heeft zich in de strafzaak beroepen op noodtoestand, een vorm van overmacht, omdat de huisarts had geweigerd medewerking te verlenen aan euthanasie en hij zich moreel verplicht voelde zijn (stief)moeder te helpen bij het realiseren van de door haar uitdrukkelijk gewenste dood.

De Hoge Raad sprak zich eerder ook al uit over deze zaak. In zijn uitspraak van 14 maart 2017 vernietigde de Hoge Raad het oordeel van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dat de door Heringa geboden hulp niet strafbaar was. De zaak werd verwezen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Dit Hof oordeelde dat Heringa geen beroep kan doen op noodtoestand, zodat de door hem geboden hulp bij zelfdoding wel strafbaar is. Heringa had begrip voor de wens van zijn (stief)moeder en stond erachter. Hij heeft niet getracht, ook niet met tussenkomst van anderen, zijn (stief)moeder op andere gedachten te brengen. Heringa heeft de huisarts van zijn (stief)moeder geraadpleegd over haar verlangen om te sterven. Deze arts vond dat er niet werd voldaan aan de voorwaarden om euthanasie toe te passen. Heringa is ook niet te rade gegaan bij andere artsen die hier mogelijk anders tegenaan hadden kunnen kijken en evenmin zijn aangedragen alternatieven serieus in overweging genomen. Het Hof legde Heringa een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op. Tegen deze veroordeling stelde Heringa beroep in cassatie in. In cassatie is onder meer geklaagd over de verwerping door het gerechtshof van het beroep op overmacht in de zin van noodtoestand.

Advocaat-generaal Bleichrodt zag in zijn advies aan de Hoge Raad van 18 december 2018 geen reden om de uitspraak van het Hof te vernietigen.

Ook de Hoge Raad komt tot dit oordeel. Bij de beoordeling van het beroep op overmacht heeft het gerechtshof tot uitgangspunt genomen dat de Nederlandse wet bepaalt dat euthanasie alleen door een arts mag worden uitgevoerd en dan alleen nog onder bijzondere omstandigheden en wanneer bepaalde zorgvuldigheidseisen worden gevolgd. Het Hof heeft vervolgens onderzocht of zich in dit geval uitzonderlijke omstandigheden hebben voorgedaan die maken dat de handelingen van Heringa toch gerechtvaardigd zijn. Het Hof heeft geoordeeld dat daarvan geen sprake is en het verweer verworpen. De Hoge Raad is van oordeel dat het gerechtshof dat in dit geval heeft kunnen aannemen en dit ook voldoende heeft gemotiveerd. Er is niet aannemelijk geworden dat er geen redelijk alternatief was voor de door Heringa gemaakte keuze om zijn (stief)moeder bij haar zelfdoding behulpzaam te zijn of voor de manier waarop de uitvoering van die keuze heeft plaatsgevonden.

Ook de overige cassatieklachten worden door de Hoge Raad verworpen. De veroordeling is daarmee definitief.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2019:598