Conclusie PG: beslissing Hof dat politie gedeeltelijk schade moet vergoeden nav schietpartij Alphen a/d Rijn in stand laten

26 april 2019

De beslissing van het Haagse hof van 27 maart 2018 dat de politie gedeeltelijk aansprakelijk is voor de schietpartij in het winkelcentrum De Ridderhof in Alphen aan den Rijn in april 2011 en daarom de letsel- en overlijdensschade moet vergoeden, moet in stand blijven. Dat adviseert plv. procureur-generaal Langemeijer de Hoge Raad in zijn conclusie die vandaag is gepubliceerd.


De zaak gaat over een verlof voor het houden van vuurwapens en daarbij behorende munitie dat de korpschef van het politiekorps Hollands Midden heeft verleend aan Tristan van der V. (de schutter). Met behulp van dit verlof heeft de schutter de beschikking gekregen over de vuurwapens waarmee hij op 9 april 2011 in winkelcentrum “de Ridderhof” te Alphen aan den Rijn heeft geschoten op personen. Bij dit schietincident zijn zes mensen gedood en raakten zestien mensen gewond. Daarna heeft de schutter zichzelf gedood.

Gewonden en nabestaanden van dodelijk getroffenen hebben, samen met personen die zeggen andere schade te hebben geleden, de politie aangesproken tot schadevergoeding. Zij stellen dat de korpschef volgens de geldende regels dit wapenverlof nooit aan de schutter had mogen verlenen; de korpschef heeft onvoldoende rekening gehouden met informatie over de schutter die bij de politie bekend was.

De rechtbank Den Haag heeft in eerste aanleg de vorderingen afgewezen. De rechtbank vond wel dat de politie onzorgvuldig heeft gehandeld bij het afgeven van die vergunning. Maar de rechtbank vond ook dat de norm dat de politie zorgvuldig moet zijn bij het nemen van zo’n besluit niet de bedoeling heeft om te beschermen tegen de schade die is geleden. Het gerechtshof in Den Haag kwam tot een andere beslissing en vond dat de politie wel aansprakelijk is voor geleden schade. Het Hof beperkte de schadevergoedingsplicht tot letselschade en overlijdensschade omdat niet alle schade rechtstreeks is veroorzaakt door de vergunningverlening.

De politie en de groep eisers van wie de vordering tot schadevergoeding werd afgewezen stelden beroep in cassatie in bij de Hoge Raad. In de procedure bij de Hoge Raad gaat het niet langer om de vraag óf de korpschef in strijd met de geldende regels heeft gehandeld bij het verlenen van het wapenverlof, maar om de gevolgen daarvan. Daarover verschillen de procespartijen van mening.

De plv. procureur-generaal deelt het oordeel van het gerechtshof dat de destijds geldende regels voor het beslissen op een aanvraag wapenverlof niet alleen een algemeen belang dienen (de veiligheid van de samenleving), maar ook het belang van individuele personen om niet te worden verwond of gedood door kogels uit een vuurwapen waarvoor dat verlof is verleend. Ook de beslissing van het gerechtshof dat alleen schade als gevolg van letsel of overlijden aan deze fout van de korpschef kan worden toegerekend, is volgens de plaatsvervangend procureur-generaal in orde. Hij adviseert de Hoge Raad dan ook om de beslissing van het gerechtshof in stand te laten.

Voorlopig is de uitspraak van de Hoge Raad bepaald op 6 september 2019.

De conclusie van de procureur-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat al dan niet te volgen. De plaatsvervangend procureur-generaal is lid van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie.

Uitspraak

ECLI:NL:PHR:2019:450