Veroordeling stiefmoeder wegens poging doodslag stiefdochter Roelofarendsveen blijft in stand

26 juni 2018

De veroordeling van een stiefmoeder wegens poging tot doodslag op haar destijds twaalfjarige dochter in februari 2015 in Roelofarendsveen blijft in stand. Dat oordeelt de Hoge Raad vandaag.

Het meisje werd op 15 februari 2015 door haar stiefmoeder naar bed gestuurd in een veel te koude, onverwarmde ruimte. Het meisje had daarbij geen beddengoed tot haar beschikking. Dit terwijl zij al ruim een week in zeer slechte fysieke conditie verkeerde. De volgende ochtend werd het meisje vrijwel levenloos en ernstig onderkoeld aangetroffen door haar stiefmoeder. Zij schakelde pas enige tijd later medische hulp in. Het meisje werd naar het ziekenhuis gebracht en herstelde nadat zij een aantal dagen kunstmatig in coma was gehouden.

Het gerechtshof Den Haag veroordeelde de stiefmoeder tot 4,5 jaar cel wegens poging doodslag en mishandeling. De verdachte stelde beroep in cassatie in.

De advocaat-generaal adviseerde in zijn conclusie dat de door de verdachte ingediende cassatiemiddelen niet slagen. De advocaat-generaal was wel van mening dat het Hof de mogelijkheid over het hoofd lijkt te hebben gezien dat het leven van het meisje gered is omdat de stiefmoeder zelf tijdig de hulpdiensten waarschuwde. Zo’n omstandigheid kan een strafuitsluitingsgrond opleveren en zou daarmee dan aan een veroordeling voor poging tot doodslag in de weg staan.

De Hoge Raad oordeelt dat de cassatiemiddelen niet slagen en laat de uitspraak van het hof in stand. Volgens de Hoge Raad is de bewezenverklaring van het hof van de poging tot doodslag niet onbegrijpelijk en voldoende gemotiveerd. Gelet op alle omstandigheden, waaronder ook het nalaten van de verdachte om in de nacht te controleren of het goed ging met het meisje, is het oordeel van het hof dat de moeder de aanmerkelijke kans dat het meisje zou overlijden bewust heeft aanvaard, niet onjuist of onbegrijpelijk. Dat de verdachte de volgende ochtend 112 heeft gebeld waarna het meisje dankzij intensief medisch handelen niet is overleden, doet daaraan niet af.

Met het oordeel van de Hoge Raad is de veroordeling definitief.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2018:1007