Hoge Raad wijst herzieningsverzoek Baybaşin af

17 april 2018

De Hoge Raad heeft het herzieningsverzoek van Hüseyin Baybaşin afgewezen. Baybaşin werd in 2002 door het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch tot een levenslange gevangenisstraf veroordeeld wegens onder meer het medeplegen van moord en meerdere pogingen tot uitlokking daartoe, drugshandel en deelname aan een criminele organisatie. Met de afwijzing van het herzieningsverzoek blijft deze veroordeling in stand.

De veroordeling van Baybaşin is voor een groot deel gebaseerd op telefoongesprekken die door de Nederlandse politie in 1997/1998 zijn opgenomen en afgeluisterd. Baybaşin heeft altijd volgehouden onschuldig te zijn. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat zijn veroordeling het resultaat is van een samenspanning tussen Nederland en Turkije. Tapgesprekken zouden (in Turkije) zijn gemanipuleerd. Ook zouden de Nederlandse taptolken de voornamelijk in het Engels en Koerdisch gevoerde telefoongesprekken onjuist hebben vertaald. Deze verweren zijn door het Hof uitvoerig onderzocht en verworpen.

Baybaşins advocaat diende in april 2011 bij de Hoge Raad een herzieningsverzoek in. Die besliste in oktober 2012 dat de advocaat-generaal een onderzoek kon instellen naar de mogelijke gronden voor een herziening. Het onderzoek van de advocaat-generaal is op 4 juli 2017 afgerond. De conclusie van de advocaat-generaal telt meer dan 1700 pagina’s en bevat onder meer een inhoudelijke bespreking van de aangedragen aanwijzingen voor manipulatie van de telefoontaps en de vertalingen. In het omvangrijke onderzoek van de advocaat-generaal zijn die aanwijzingen niet komen vast te staan. Ook zijn in dat onderzoek geen aanwijzingen gevonden van een heimelijke samenwerking tussen de Nederlandse en de Turkse politie. De advocaat-generaal concludeerde dan ook dat er geen gronden zijn voor een herziening.

Herziening is een buitengewoon rechtsmiddel. Voorwaarde voor herziening is dat er een nieuw gegeven is gebleken, het zogeheten novum. Het gaat om een gegeven waarmee de rechter bij de behandeling niet bekend was en waarvoor geldt dat de rechter hoogstwaarschijnlijk tot een ander oordeel zou zijn gekomen als deze tijdens het proces wel daarmee bekend was geweest.

In zijn uitspraak van vandaag oordeelt de Hoge Raad dat niet van zo’n novum is gebleken. Niet op grond van de informatie in de herzieningsaanvragen en ook niet op grond van het door de advocaat-generaal uitgevoerde onderzoek. Niet is gebleken dat sprake is geweest van samenspanning tussen Turkse en Nederlandse autoriteiten met als doel om met behulp van gemanipuleerd geluidsmateriaal en ander vervalst bewijsmateriaal een Nederlandse strafzaak tegen de aanvrager te fabriceren. De stelling van de advocaat van Baybaşin dat wel sprake is geweest van zo’n complot, berust naar het oordeel van de Hoge Raad uitsluitend op niet-verifieerbaar bronnenmateriaal. De herzieningsaanvraag is daarom ongegrond.

De Hoge Raad wijst de herzieningsaanvraag van Baybaşin af. Daarmee is de herzieningsprocedure tot een einde gekomen. De veroordeling van Baybaşin blijft in stand.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2018:605