Conclusie AG: veroordelingen ‘Passage’-verdachten in stand laten

18 december 2018

De veroordelingen van zes verdachten in het liquidatieproces Passage wegens onder meer betrokkenheid bij een aantal liquidaties in de periode 1993 tot en met 2006, dienen in stand te blijven. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Harteveld de Hoge Raad in zijn conclusies van vandaag.

De strafzaken tegen de zes verdachten zijn onderdeel van het zogeheten ‘liquidatieproces Passage’. In de kern gaat het in Passage over zeven moorden/liquidaties tussen 1993 en 2006. Daarnaast gaat het ook om voorbereidingen voor/pogingen tot moord, wapendelicten en deelname aan een criminele organisatie gericht op het plegen van liquidaties. Aanvankelijk stonden twaalf verdachten terecht. Gedurende het strafproces zijn twee verdachten overleden. Met twee andere verdachten heeft het Openbaar Ministerie (OM) een zogeheten kroongetuigenovereenkomst gesloten. In ruil voor een lagere strafeis hebben deze verdachten verklaringen afgelegd over de verschillende tenlastegelegde moorden en de pogingen/voorbereidingen daartoe. Mede op basis van deze verklaringen heeft het gerechtshof negen verdachten (inclusief de twee kroongetuigen) veroordeeld tot gevangenisstraffen waarvan in vier gevallen tot een levenslange gevangenisstraf. Eén verdachte werd vrijgesproken.

Zes verdachten waren het niet eens met de uitspraak van het hof en stelden cassatie in bij de Hoge Raad.

In cassatie is met name geklaagd over de door het OM gesloten kroongetuigenovereenkomsten. Aan de kroongetuigen zouden toezeggingen zijn gedaan die de wet niet toestaat. Ook zouden de getuigenbeschermingsmaatregelen voor de kroongetuigen ten onrechte niet getoetst zijn door een rechter. Verder zouden de verklaringen van de twee kroongetuigen onbetrouwbaar zijn, zodat deze verklaringen niet voor het bewijs gebruikt hadden mogen worden. Naast de cassatieklachten over de overeenkomsten is ook geklaagd over de opgelegde levenslange gevangenisstraffen. Deze straf zou in strijd zijn met het verbod op onmenselijke behandeling of bestraffing zoals neergelegd in artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De wijze waarop Nederland invulling heeft gegeven aan de levenslange gevangenisstraf, is volgens de verdediging van de betreffende verdachten in strijd met dit artikel.

In zijn uitvoerige conclusies gaat de AG in op deze en andere aspecten. Volgens de AG zijn aan de kroongetuigen geen ontoelaatbare toezeggingen gedaan. Wel constateert de AG dat de uitwerking van de kroongetuigenregeling niet op alle onderdelen even helder is, maar dit geeft geen aanleiding tot vernietiging van de uitspraken. Voor wat betreft de opgelegde levenslange gevangenisstraf ziet de AG geen gronden dat de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de levenslange gevangenisstraf in Nederland in strijd is met het EVRM. Ook de overige cassatieklachten leiden in de visie van de AG niet tot vernietiging van de uitspraken. Dat geldt eveneens voor de klachten die zijn ingediend namens de slachtoffers en nabestaanden. De AG adviseert om ook deze te verwerpen.

De AG adviseert de Hoge Raad dan ook de veroordelingen in stand te laten.

De Hoge Raad zal naar verwachting op 23 april 2019 uitspraak doen in deze zaken.

De conclusie van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat al dan niet te volgen. De advocaat-generaal is lid van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.

Uitspraken op rechtspraak.nl