Banner Jaarverslag

Naast de civiele kamer, strafkamer en belastingkamer kent de Hoge Raad een vierde kamer.

De vierde kamer behandelt klachten tegen rechterlijke ambtenaren en zaken over schorsing en ontslag van rechterlijke ambtenaren die voor het leven zijn benoemd. Alleen de procureur-generaal bij de Hoge Raad kan zulke zaken voorleggen aan de Hoge Raad. Verder behandelt de vierde kamer verzoeken tot wraking van een rechter van de Hoge Raad. De vierde kamer bestaat uit de president van de Hoge Raad, drie vicepresidenten vanuit de civiele kamer, de strafkamer en de belastingkamer, en een aantal raadsheren uit die kamers. Uitspraken van de vierde kamer worden gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.

In 2023 heeft de vierde kamer in dertien zaken uitspraak gedaan. Eén uitspraak ging over ontslag en één over het opleggen van een disciplinaire maatregel. Elf uitspraken gingen over verzoeken tot wraking van leden van de Hoge Raad. Deze wrakingsverzoeken waren afkomstig van vier verzoekers. Zij dienden respectievelijk vijf, drie, twee en één wrakingsverzoek(en) in.

Ontslag

Rechters worden voor het leven benoemd (artikel 117, lid 1, Grondwet). Dit beschermt de onafhankelijkheid van de rechtspraak. Aan een rechter kan op eigen verzoek ontslag worden verleend. In bepaalde gevallen kan de Hoge Raad op vordering van de procureur-generaal bij de Hoge Raad het ontslag verlenen. In de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren staan hiervoor regels.

Op 24 februari 2023 (ECLI:NL:HR:2023:328) heeft de vierde kamer van de Hoge Raad ontslag aan een rechter-plaatsvervanger verleend. De betrokkene was tot rechter-plaatsvervanger benoemd in het kader van de opleiding tot rechter. Zij was meer dan twee jaar niet ingezet als rechter-plaatsvervanger. Haar opleiding tot rechter was uitgemond in een negatieve beoordeling. Er was niet gebleken van een andere reden om de betrokkene niet langer als rechter-plaatsvervanger in te zetten. Onder verwijzing naar zijn uitspraak uit 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1996) oordeelde de Hoge Raad dat voor het ontslag van de betrokkene een voldoende zwaarwegende reden aanwezig was.

Disciplinaire maatregel

De procureur-generaal diende bij de Hoge Raad in 2023 een vordering tot schriftelijke berisping van een raadsheer in. Ook hiervoor staan regels in de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren. Op 7 juli 2023 legde de Hoge Raad de schriftelijke berisping op (ECLI:NL:HR:2023:1019). De betrokkene was raadsheer in een gerechtshof. Ten aanzien van een bij de rechtbank in het desbetreffende ressort lopende strafzaak met grote maatschappelijke impact had zij gehandeld op een wijze waarmee zij het vertrouwen in het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht had ondermijnd. Door haar handelen had zij ernstig nadeel toegebracht aan de goede gang van zaken bij de rechtspraak en het in de rechtspraak te stellen vertrouwen, oordeelde de Hoge Raad.

Wraking

Als waarborg voor de rechterlijke onpartijdigheid kent het recht de mogelijkheid van wraking van de rechter in een zaak. Wie een rechter in een zaak wraakt, verzoekt de vervanging van die rechter door een andere rechter. Regels over de wraking van een rechter maken deel uit van het procesrecht van alle rechtsgebieden waarop de Hoge Raad zaken behandelt. Het Protocol deelname aan behandeling en beraadslaging van de Hoge Raad der Nederlanden geeft aanvullende regels voor de behandeling van een verzoek om wraking van één van de leden van de Hoge Raad.

In een wrakingsverzoek moet staan waarom de verzoeker vindt dat de rechter in de zaak niet onpartijdig is. Bij de beoordeling van een wrakingsverzoek is uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens degene die om wraking verzoekt een vooringenomenheid koestert, of dat bij de verzoeker de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is (ECLI:NL:HR:2018:1770).

De uitspraak van 14 april 2023 (ECLI:NL:HR:2023:575) vermeldt dat het wrakingsverzoek afkomstig was van een verzoeker die frequent ongemotiveerde wrakingsverzoeken in belastingzaken indient en algemene klachten ventileert. De Hoge Raad oordeelde dat de verzoeker evident misbruik maakte van het middel van wraking en dat het ongemotiveerde verzoek in redelijkheid niet anders kon worden verstaan dan als de aanwending van de bevoegdheid tot wraking voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven. De Hoge Raad heeft het wrakingsverzoek buiten behandeling gelaten en op grond van artikel 8:18 lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van de verzoeker in dezelfde zaak niet in behandeling zal worden genomen.

In de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van 7 juli 2023 (ECLI:NL:HR:2023:1029) had de verzoeker  wraking verzocht nadat aan de verzoeker was meegedeeld dat uitspraak zou worden gedaan, waaruit de verzoeker afleidde dat zijn verzoek om de zaak mondeling te mogen toelichten was gepasseerd. De conclusie van de verzoeker was dat hij niet in staat werd gesteld om zijn aanspraak op een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak te verwezenlijken. Het wrakingsverzoek werd afgewezen. De mededeling dat uitspraak zal worden gedaan rechtvaardigt niet de daaruit door de verzoeker getrokken conclusie.
Na de afwijzing werd aan de verzoeker weer meegedeeld wanneer uitspraak in zijn zaak zou worden gedaan. Daarop diende de verzoeker een (tweede) wrakingsverzoek in. Tijdens de behandeling van dit wrakingsverzoek heeft de verzoeker een verzoek ingediend tot wraking van de raadsheren die het wrakingsverzoek behandelden. Dit verzoek voldeed niet aan de eis dat een verzoek om wraking is gemotiveerd. Het is niet aangemerkt als een wrakingsverzoek in de zin van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht. In de uitspraak van 17 november 2023 (ECLI:NL:HR:2023:1577) is het verzoek tot wraking van de raadsheren die het wrakingsverzoek behandelden buiten behandeling gesteld. Ook is bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in dezelfde zaak niet in behandeling wordt genomen.
Vervolgens is in de uitspraak van 22 december 2023 (ECLI:NL:HR:2023:1801) geoordeeld dat de aankondiging van de uitspraak geen aanwijzing van vooringenomenheid jegens verzoeker oplevert van de raadsheren die de uitspraak zullen doen. Ook het (tweede) wrakingsverzoek werd daarom afgewezen.

De uitspraak van 22 september 2023 (ECLI:NL:HR:2023:1289) betrof een wrakingsverzoek dat was ingediend na de mededeling dat uitspraak zou worden gedaan. Als reden voor het wrakingsverzoek was onder meer genoemd dat onduidelijk was wie tot aan die mededeling de procedurele beslissingen in de zaak hebben genomen.
Tijdens de behandeling van dit wrakingsverzoek is een verzoek ingediend tot wraking van de raadsheren die het wrakingsverzoek behandelden. Als reden voor dit wrakingsverzoek was onder meer genoemd dat de oproep voor de zitting niet aangetekend was verzonden en verzoeker niet tijdig had bereikt. Hieruit volgde niet dat de betrokken raadsheren ten aanzien van de verzoeker vooringenomen zijn en ook niet dat de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Het verzoek tot wraking van de raadsheren die het wrakingsverzoek behandelden werd afgewezen in de uitspraak van 19 mei 2023 (ECLI:NL:HR:2023:734).
Daarna is in de uitspraak van 22 september 2023 (ECLI:NL:HR:2023:1289) het verzoek tot wraking afgewezen dat betrekking had op de raadsheren die de uitspraak in de zaak van verzoeker zouden doen. Er waren in het wrakingsverzoek geen omstandigheden aangevoerd die de conclusie rechtvaardigen dat de betrokken raadsheren vooringenomen zijn en evenmin dat de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.

In vijf uitspraken van 29 augustus 2023 (ECLI:NL:HR:2023:1139, ECLI:NL:HR:2023:1140, ECLI:NL:HR:2023:1141, ECLI:NL:HR:2023:1142 en ECLI:NL:HR:2023:1143) heeft de Hoge Raad ongemotiveerde wrakingsverzoeken buiten behandeling gesteld en bepaald dat een volgend wrakingsverzoek in de zaak niet in behandeling wordt genomen.